Iets in de markt zetten. Iets uitstallen op je kraampje en dat vervolgens aanprijzen. Het is een onderwerp dat voor mij de laatste tijd wat vaker voorbij komt. En dat zorgt via weerstand ook voor nieuwe mijmeringen en bijbehorende inzichten.
Om dit uit te leggen ga ik eerst terug naar een beeld uit mijn jeugd; Ik ben namelijk letterlijk ‘op de markt’ geboren. En wel op 3 hoog aan het begin van de Albert Cuypmarkt op het (in de volksmond genoemde) Picoplein te Amsterdam. Ons huis keek uit over het begin van de Cuyp. Een bont geheel.
De markt had gedurende de dag dan ook meerdere gezichten. De geuren van de viskraam en de geluiden van het opbouwen van de stallen in de vroege ochtend kan ik nog steeds met gemak oproepen.
’s Ochtends, als de lucht nog fris was en de kramen vol met verse waren, vond ik de markt het aller fijnst. Een knipoog van de aardappelboer en een vriendelijk ‘goeiemorgen’ van het vrouwtje met de tulpen. Na de middag stroomde de markt langzaam vol met mensen die van heinde-en verre kwamen struinen langs allerhande waren.
Aan het eind van de dag gooide de visboer zijn ijs in de goot, zochten zwervers de stoepen af naar achtergebleven etensresten en zwommen palingen ongelukkig heen en weer door de goot, per ongeluk ontsnapt en nu een gemakkelijke prooi voor de reigers en andere vogels. Wij waren toeschouwers en tegelijkertijd ook onderdeel van dat levende geheel.
En terwijl ik vanmorgen aan het hardlopen was, realiseerde ik me opeens iets (voor mijn gevoel dan) essentieels; Het hele leven is, metaforisch gezien, de markt al. De markt van het leven. Een bonte verzameling ‘leven in uitvoering’. Allemaal volstrekt uniek en allemaal een uiting van dezelfde levensenergie. Zonder ons geen levensmarkt, zeg maar.
Blijkbaar kunnen we het idee hebben dat als we iets delen op de levensmarkt, het aan bepaalde voorwaardes moet voldoen. Of dat het dan op z’n minst iets ‘anders’ moet zijn dan we in wezen al doen. En die aanname kan (gelukkig alleen maar tijdelijk) voor de nodige weerstand zorgen.
Want om iets heel geforceerd op die levensmarkt aan te gaan prijzen, kan in wezen eigenlijk niet. We zijn de levensmarkt namelijk al. Nu al. En dat heeft het echte delen al in zich. Gewoon door te verschijnen, door er te zijn.
En wat ik hierin zo’n heldere aanwijzing vind is dat er onmiddellijk (aan alle kanten) wordt gevoeld of het klopt. Ik moet even denken aan de groenteboer, vroeger, die het hardste stond te schreeuwen maar totaal geen plezier uitstraalde. Het wordt gevoeld. En wat wordt er dan precies gevoeld? Er wordt aan beide kanten gevoeld of je trouw bent aan datgene wat jij in essentie bent, aan waar jij blij van wordt, aan wat jij kunt delen. Gewoon nu al. Van nature al. En dat is voor ons allemaal iets anders. En het is niet erg als we ons even vergissen. Dat gaat wellicht onschuldig vanwege allerlei interne verwachtingen (daar zou ik overigens weer een heel blog over kunnen schrijven). Maar het is wel, steeds weer, verdomd handig dat ons gevoel dan gaat spreken. Het zou er namelijk zomaar voor kunnen zorgen dat we dan spontaan onze natuurlijke koers weer herkennen. Wat zit die levensmarkt toch eigenlijk ingenieus in elkaar hè?